Installatieautomaat

Een installatieautomaat is een schakelapparaat dat de abnormale of foutstroom onderbreekt. Het is een mechanisch apparaat dat de stroom van hoge magnitude (fout) stroom automatisch uitschakelt. En bovendien de functie van een schakelaar vervult. Een installatieautomaat voldoet aan paragraaf 411.3.2 van de NEN1010. Die heeft het over 'automatische uitschakeling van de voeding bij het optreden van een fout'. De functie is om de installatie te beschermen tegen een overbelasting- of een kortsluitstroom. Respectievelijk door een thermische of een magnetische beveiliging. De installatieautomaat is hoofdzakelijk ontworpen voor het sluiten of openen van een elektrisch circuit en beschermt zo niet alleen het elektrische systeem tegen schade. Maar is ook voor de bescherming van mens en dier. De definitie van de installatieautomaat volgens de NPR5310, deel 3.2.26:

"Beveiligingstoestel met één, twee, drie of vier schakelende polen, bedoeld voor beveiliging van een stroomketen tegen overstroom met een toegekende stroom tot maximaal 125A"

Installatieautomaten bestaan in wezen uit vaste en bewegende contacten. Deze contacten raken elkaar, en voeren de stroom onder normale omstandigheden wanneer het circuit is gesloten. Wanneer de stroomonderbreker gesloten is, grijpen de stroomvoerende contacten, de elektroden genaamd, op elkaar in onder druk van een veer. Tijdens de normale bedrijfstoestand openen of sluiten de contacten van de installatieautomaat alleen handmatig.  Na het uitschakelen is het bijvoorbeeld mogelijk om onderhoud aan de achterliggende elektrische installatie te plegen.

Twee polige installatieautomaten

In Nederland is het verplicht om een twee polige installatieautomaat toe te passen indien je de groep als eindgroep gebruikt. Maar in het buitenland kom je nog wel eens eenpolige automaten voor een eindgroep tegen. Overigens zie je in Nederland deze alleen in die situatie waarbij de automaat geen eindgroep beveiligd. Bijvoorbeeld in het geval van een "tussen-beveiliging" om de stroom in een bepaald traject te "maximaliseren". Bij het installeren van bedrading raken de fase draad en de neutrale draad elkaar nooit rechtstreeks. De lading die door het circuit loopt, gaat altijd door een apparaat dat als weerstand fungeert. Op deze manier beperkt de elektrische weerstand in apparaten hoeveel lading door een circuit kan stromen. Bij een constante spanning en een constante weerstand moet de stroom ook constant zijn.

Voorkomen van brand

De automaten zijn ontworpen om de stroom op een relatief laag niveau te houden voor veiligheidsdoeleinden. Te veel lading die op een bepaald moment door een circuit stroomt, zou de draden van het apparaat en de bedrading van het gebouw tot onveilige niveaus verwarmen, wat mogelijk brand kan veroorzaken. Hierdoor blijft het elektrische systeem meestal soepel draaien. Maar af en toe verbindt iets de fase draad rechtstreeks met de neutrale draad of iets anders dat naar de aarde leidt. Een ventilatormotor kan bijvoorbeeld oververhit raken en smelten, waardoor de fase en neutrale draden aan elkaar versmelten. Of iemand kan een spijker in de muur slaan en per ongeluk een van de stroomleidingen doorboren. Wanneer de fase draad rechtstreeks op aarde wordt aangesloten, is er minimale weerstand in het circuit, zodat de spanning een enorme hoeveelheid lading door de draad duwt. Als dit doorgaat, kunnen de draden oververhit raken en een brand veroorzaken. Het is de "taak" van de installatieautomaat om het stroom circuit af te sluiten wanneer de stroom boven een veilig niveau springt. Wanneer er een fout optreedt in een deel van het systeem, wordt de uitschakelspoel van de automaat bekrachtigd en de bewegende contacten van elkaar gescheiden door een mechanisme, waardoor het circuit opent.

De zekering

Het eenvoudigste circuit beveiligingsapparaat van oudsher is de zekering. Een zekering is gewoon een dunne draad, ingesloten in een behuizing die op het circuit kan worden aangesloten. Wanneer een circuit is gesloten, stroomt alle lading door de zekeringdraad - de zekering ervaart dezelfde stroom als elk ander punt langs het circuit. De draad is ontworpen om uit elkaar te vallen (smelten) wanneer hij boven een bepaald niveau opwarmt - als de stroom te hoog oploopt, verbrandt de draad in de zekering. Hierdoor opent het circuit voordat de overtollige stroom de bedrading van het gebouw kan beschadigen.
Reactie plaatsen

Bezoek onze partner websites

GWSelektro.nl

GroepenKast bestellen

123GroepenKast.nl